Kerstmeditatie: de stoofpeertjes van Quirinius
29 nov 2015 Kerstmeditatie: de stoofpeertjes van Quirinius
De stoofpeertjes van Quirinius
 
Herinnert u zich nog hoe kerst vroeger werd gevierd? Herinnert u zich het gevoel? Het was anders dan tegenwoordig. Als ik mensen er naar vraag hoor ik zelfs dat het eigenlijk een gewone dag was. Máár er werd lekkerder gekookt. Pappa was thuis. Er werden spelletjes gedaan. De kachel brandde. Je had de mooiste kleren aan. In huis hing de geur van stoofpeertjes. Het belangrijkste wat we ons herinneren is de gezelligheid, aandacht voor elkaar.
Bij Kerst hoorde ook de kerkdienst. Daarnaast had je ook het kinderkerstfeest. Een toneelstuk. Daar hoort natuurlijk de warme chocolademelk, een sinaasappel en het felbegeerde boekje van W.G.van de Hulst bij. Bij de kerstdienst hoorde het zingen van de bekende kerstliederen: het “Ere zij God” en “Stille Nacht, Heilige Nacht”.
Bij Kerst hoort het verhaal over Jezus en Maria, het kindje Jezus, de os en de ezel en de herdertjes. Pappa las het tweede hoofdstuk uit het evangelie naar Lukas voor. Je hoort hem nog zeggen met een bromstem “In die tijd werd er een bevel bekendgemaakt….” Je hoorde over keizer Augustus en even later over Quirinus. Mamma deed ondertussen de slagroom op de chocolademelk.
Vroeger…. Was kerst nog kerst. In onze herinneringen was het een knus feest. Het was gezellig. Iedereen was thuis.
Tegenwoordig wordt kerst verkocht. In de supermarkten worden we verleid tot het maken van de meest prachtige diners. Geen boerenkool met worst, maar een culinair hoogstandje met heel veel gangen. De meest exotische ingrediënten koop je natuurlijk bij de plaatselijke super. Maar als je dat niet doet, dan geef je je gezin misschien niet het ultieme kerstgevoel. Dat zou niet best zijn.
Want dat willen we toch allemaal? Het ultieme kerstgevoel.
De commercie heeft het helemaal overgenomen.
Instant-kerstdiners.
Bonnen voor de naastenliefde.
Kant-en-klare versieringen voor thuis: lichtjes, bomen en muziek.
Je hoeft niets meer zelf te doen, alleen nog de stekker in het stopcontact steken.
De kerkdienst hoort er weer bij. We gaan er heen voor de gezelligheid. Net als vroeger. We hopen dat de dominee iets vertelt over het kindje Jezus in de kribbe. Hij moet het maar niet over de actualiteit. Dat is niet zo romantisch. We horen er al teveel over op het journaal.
We komen ook niet voor de nieuwe kerstliederen naar de kerk. Die kennen we niet. Dat nieuwe liedboek was helemaal niet nodig. De kinderen hebben die nieuwe liederen op school ook niet geleerd.
Een goede kerstdienst moet tot in de puntjes geregeld zijn. Daar zorgen de mensen van de kerk toch wel voor? Want anders blijven we thuis. Er zijn ook mooie vieringen op de televisie. Dan loopt alles gesmeerd. Niets gaat er mis. En de dienst duurt ook nog geen eens een uur.
Dat de uitzendingen op de televisie van te voren zijn opgenomen vergeten we voor het gemak. Dat de kerk vol felle lampen stond om de sfeer te belichten en dat er overal draden liepen en microfoons staan vergeten we ook. Wat we zien is hoe we willen dat kerst is. En daar zijn we elk jaar weer naar op zoek. De mensen hebben dat van tevoren uitgezocht en leveren ons precies het juiste product. Het liefst willen we dat Jeroen van der Boom een solopartij zingt en dat Jim de Groot de liederen aankondigt. We verwachten mooie liederen, prachtige versieringen, de geur van glühwein en een mooie preek over het kindje in de kribbe.
Steeds weer dat kindje in de kribbe.
Wel een beetje een storend element in onze herinneringen.
Want een kribbe… en een stal: dat is niet echt glitter en glans.
Hoe zat dat ook alweer?
Waarom heeft de dominee dat in al die jaren niet uitgelegd?
Was het niet het verhaal over een man en een vrouw die een lange reis moesten maken?
En de vrouw was hoog zwanger?
Na de lange reis zocht het jonge bruidspaar een plaats om te overnachten.
De vrouw zou wel eens dezelfde nacht nog kunnen bevallen.
Maar deze mensen waren niet welkom in de herberg.
Een bevalling te midden van feestende mensen zou het feest verstoren.
Dan zou iedereen plaats moeten maken en misschien wel met emmers gekookt water en met doeken moeten sjouwen.
Nee, dat gaan we dus mooi niet doen.
In de herberg was het warm en gezellig.
Hier stond vast en zeker al een kerstboom.
De mensen zongen er mooie liederen.
Maar Jozef en Maria zijn hier niet welkom.
Gá maar naar de stal toe.
Gá maar terug naar je eigen land.
Gá maar terug de kou in.
Wij zitten niet te wachten op armoelijders, vluchtelingen en asielzoekers.
Wij organiseren maaltijden en diners voor de mensen die minder hebben.
Maar we houden ze verder zoveel mogelijk buiten onze huizen, herbergen, straten en pleinen, dorpen en steden en ons land.  
We wijzen deze mensen op de stallen die verderop liggen. Dáár… en niet hier.  
Er is vast en zeker wel plek bij het leger des Heils.
Er is vast en zeker wel plek in een Asielzoekerscentrum.
Er is vast en zeker ergens anders wel plek.
Maar niet bij ons thuis.
Want bij ons thuis…. Vieren we KERST.
Zucht.
We herinneren ons de betekenis van het kindje in de kribbe niet meer.
Óf tóch?
Wat moet er gebeuren om ons weer terug te brengen bij de dag waarop voor het eerst Kerst werd gevierd?
Die dag is nu 2015 jaar geleden.
Wat toen gebeurde gebeurt nu opnieuw.
Als wij het niet willen horen, dan laat God het anderen horen: de herders en de wijzen.
De mensen die buitengesloten worden en die van verre komen.
Zij zijn de eersten die het kindje komen eren.
De mensen die niets hebben.
Zij hebben alles.
Zij weten hoe het is als God mens wordt.
Dan ben je naakt, dan heb je honger, dan heb je dorst.
Dan ben je ziek, dan ben je gevangen, dan ben je zonder dak boven je hoofd.
Máár je bent de eerste die het kindje ziet: in de kribbe, in de stal, te Bethlehem.
 
Ds Jeroen van Olffen
Menaam, december 2015
 
terug